Achtergrondinformatie over chronische pijn

Chronische pijn kan ontstaan nadat de oorzaak van de pijn al verdwenen is. De oorzaak kan liggen in een beschadiging van binnenuit (bijv. een ontsteking). Als de ontsteking genezen is, kan er toch altijddurende pijn overblijven. De oorzaak kan ook van buiten komen, bijv. ten gevolge van een ongeluk of ongeval als bijv. whiplash. Ook na het herstel kan er toch pijn blijven bestaan. Medisch gezien is de patiënt hersteld en is er geen reden meer voor behandeling. Toch kan er dan nog steeds pijn zijn. In dat geval wordt iemand dan doorverwezen naar een pijnspecialist. Het komt regelmatig voor dat de behandelaar aan iemand meedeelt dat zijn/haar pijn niet meer te behandelen is. De medische oorzaak is in het (verre) verleden behandeld en “meer kan ik niet voor u doen”, horen mensen dan van de behandelaar: “U heeft chronische pijn, u moet er mee leren leven.”

Waardoor blijft de chronische pijn in stand?

De zenuwen (nociceptoren) geven via het zenuwstelsel en via het ruggenmerg aan het brein door dat er sprake is van schade. Het brein waarschuwt ons met behulp van pijn via datzelfde zenuwstelsel met als doel het voorkomen van meer schade. Het zenuwstelsel fungeert eigenlijk als een elektrisch alarmsysteem. Wanneer de zenuw te veel of te lang pijnprikkels moet doorgeven, kan hij overbelast raken. De zenuw wordt dan als het ware dikker. Door deze overbelasting functioneert het waarschuwingssysteem niet goed meer. Het blijft als het ware aan staan en kan niet meer worden uitgezet: iemand voelt blijvend pijn (hyperalgesie). Sommige mensen met pijn worden ook gevoelig voor prikkels die helemaal niet schadelijk zijn: zoals bijvoorbeeld een veertje of een douchestraal (allodynie). Wanneer deze pijn langer bestaat dan gezien de oorzaak verwacht mag worden, spreken we van chronische pijn.

Door de Dutch Pain Society (DPS, een samenwerkingsverband van pijnbehandelaars) is een werkgroep in het leven geroepen. Deze werkgroep kreeg als opdracht om te beschrijven hoe chronische pijn in stand blijft, wat daar allemaal bij meespeelt. Deze werkgroep raadt aan uit te gaan van de door de World Health Organisation (WHO) ontwikkelde International Classification of Functioning, Disability and Health, afgekort ICF (in het Nederlands: Internationale classificatie van het functioneren, de beperkingen en de gezondheid). Dit ICF bestaat uit een gestandaardiseerd begrippenkader dat tezamen een biopychosociaal raamwerk vormt voor het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarbij kunnen optreden.

Wat kunnen de gevolgen zijn?

Als de pijn niet meer over gaat, kan dat voor iemand veel meer gevolgen hebben dan alleen op lichamelijk gebied. Natuurlijk gaat daar eerst alle aandacht naar toe en benut iedereen met pijn elke mogelijkheid om van de pijn af te komen. Als de pijn chronisch blijkt te zijn, verandert dat je leven. Hoe je je daarbij voelt, geestelijk en lichamelijk, heeft direct gevolgen voor je omgeving, thuis en op je werk. Je vraagt je allerlei dingen af:

– wat is de oorzaak?

– is er echt niets aan te doen?

– wordt het erger?

– hoe houd ik dit vol?

– hoe leg ik het uit aan mijn omgeving?

– hoe bewaak ik mijn grenzen?

Wat kan ik doen?

De chronische pijn beïnvloedt je functioneren op alle vlakken, wat veel spanning kan geven. Inmiddels hebben we er steeds beter zicht op wat er allemaal meespeelt bij het blijven bestaan van pijn. Een overzicht daarvan staat in het ICF-model. Alle factoren die in het ICF-model genoemd worden, kunnen de pijn en het gevoelig ervoor zijn, beïnvloeden. Om deze negatieve cirkel te doorbreken, zijn er vier dingen nodig:

– meer informatie: om de angst te verminderen en om goed om te kunnen gaan met je fysieke en geestelijke grenzen

– inzicht in wat het met je gedachten en je emoties doet, vermindering van stress en spanning

– contact met mensen in je omgeving om je zorgen en ervaringen mee te delen, en aan wie je hulp kunt vragen.

– en tot slot: een plan om te gaan leren leven met pijn.